“Daar zit ze bij ons aan tafel. Wat een lief mens ervaar ik. Een lieflijke blik op de wereld. Het mooie in de mens ziend. Passie hebbend voor wat ze doet en met een talent dat een ander kan gebruiken. Er zijn voor iedereen die dat wil.

Maar het mag er niet uit. Het komt er niet uit.

Ze bijt op haar lip om haar emoties niet te uiten. Delen doet ze wel, maar dan haar gedachten, aannames en overtuigingen. In het bijzonder die over haarzelf. Over dat beeld wat anderen haar hebben verteld, over haar.

Ze is ze gaan geloven. Ze is zich er naar gaan gedragen. Ze is zo geworden. En met elke zin die over haar gaat begint zij met ‘ik ben….’. Om die zin af te maken met een oordeel over haar.

Het is niet goed wat ze doet, denkt, voelt, maakt of denkt. Zij is niet goed. Zij denkt dat zij nooit voldoet. Voldoet aan de eisen die de ander stelt, aan haar.

Ze weet niet eens meer wat haar echt blij maakt vanuit haarzelf. Een ander bepaalt wat leuk is, wat plezier geeft of die lieve glimlach tevoorschijn tovert. Ze wordt geleefd en ze overleeft.

De tranen wandelen over haar wangen. “Ik voel niet meer wie ik van nature ben. Ik weet niet meer wat IK wil, wat IK voel…het lijkt wel of ik gek geworden ben. Ik volg. Al die stemmetjes die maar iets van mij vinden”.

Ze praat honderduit over alle normen waar aan ze moet voldoen. Alles wat ze is, welke labels ze heeft, afwijkingen die zij heeft en eigenschappen die daar bij horen. Ze kan er niet meer aan voldoen. Tegelijkertijd wil ze het ook graag zijn. Het heeft haar ook het leven gegeven dat zij nu leidt. Alleen is er iets wat niet klopt. Is het wel haar leven wat ze leeft?

Maar als ze dat opgeeft, dan geeft ze ook zichzelf op. Althans, dat denkt zij. De strijd is zo intens. Ze wordt teruggetrokken door haar verleden en haar omgeving houdt haar tegen om zelf te lopen. Ze zit als verlamd op de stoel.

Ze doet het geweldig, daar in dat moment ervaart ze alles wat er in haarzelf gebeurt. Ze huilt, denkt, voelt, deelt en doet. Ik krijg haar te zien. Dit klopt. Wat is ze goed. Echt te gek om haar echt te ont-moeten.

Zo ontmoeten wij veel prachtige mensen. Veel prachtige mensen die denken dat ze van alles moeten omdat het anders niet goed is.

Dat laat mij elke keer weer verdriet voelen. Gekmakend soms. Wat maakt ons zo voorwaardelijk hard tegen de ander en onszelf?

Wat kunnen wij elkaar gek maken. Ten koste van elkaar, onszelf en alles om ons heen. Jagen, zoeken, vechten, strijden, klagen, vragen en beter weten. Kijk mij, zie mij, hoor mij, lees mij, inspireer mij, bevrijd mij, maak mij, kraak mij… accepteer mij? Als het niet genoeg is, dan neem ik wel een nieuwe rol aan hoor. Zeg maar hoe ik mij moet noemen, gedragen of wat ik moet zeggen. Alsjeblieft!? (als het jou belieft… als het voor jou goed is… als ik goed genoeg ben voor jou)

Zo maken wij (bewust of onbewust) een ander kleiner, afhankelijk en minder waard(ig). Zo stoppen wij de ander in hokjes, labelen wij iedereen en maken wij elkaar afwijkend (van onszelf). Tegelijkertijd is de eigenlijke boodschap ook ‘ik ben niet goed genoeg, niet speciaal genoeg en bijzonder genoeg’. Een ander is nodig om dat te bevestigen.

Zijn wij de acceptatie verloren? De acceptatie van onszelf, de ander. Van het leven. Hoe simpel dat van nature is.

Alles moet beter, sneller, mooier en groter. Op zoek naar de Holy Grail van geluk. Schreeuwen hoe bijzonder je bent. Hoe speciaal en uniek je bent. Hoe een ander jou nodig heeft om ook zo bijzonder te worden. Iets te maken van je leven, met zoveel moois. Alleen dan wel buiten jezelf.

De verantwoordelijkheid voor ons eigen leven nemen wij niet meer.

Wij zijn gaan geloven in de creatie die wij denken te zijn. In wat we geworden zijn of wie wij moeten zijn. Gemaakt door de denkbeelden van onszelf, over onszelf en dat allemaal omdat wij denken dat een ander ons anders niet goed genoeg vindt.

Let wel op! Wees niet kwetsbaar, want dan maken ze je kapot. Alles wat wij als mens (‘wij’) willen kunnen ‘wij’ maken, ook al wil een ander het niet. Ben je niet goed dan delen ‘wij’ je dat mee en zeggen ‘wij’ wel wat goed is aan jou of voor jou. In ieder geval zo, dat je weer past. In het vakje waarin je hoort, volgens ‘ons’.

We zijn gaan geloven wat ons is verteld. “Ik ben zo… ik ben zus… ik ben dit…. ik ben dat”. Alles om maar iets te zijn, zodat je geaccepteerd wordt. Door tenminste 1 iemand die ook in dat hokje past.

Als je dan vervolgens denkt dat je nergens bij hoort, creëer je gewoon je eigen speciale vakje. Sticker erop en klaar. De eigenschappen, kenmerken en gebruiksaanwijzing er bij. Je bent iets, dus je bestaat. Klaar! Of toch niet?

Ga door, werk hard en stop nooit… tot je er bent. Daar waar je denkt te moeten zijn. Te gek toch?

Zo te gek dat (vrijwel) niemand nog accepteert wie hij van nature is, waar hij is, wat hij is. Het moet beter en anders. Mens zijn voldoet niet meer. Nooit goed genoeg, ver genoeg of heel genoeg. Je moet jezelf continue veranderen in plaats van accepteren. Wij vinden onszelf en de ander nooit goed genoeg.

Dat dacht zij dus ook: “Ik ben niet goed genoeg”.

Of het nu door haarzelf wordt gezegd of door een ouder of ooit door een leraar is gezegd. Of het nu de maatschappij is die het schreeuwt, omdat ze niet in een hokje past. Gelukkig zie ik bij haar ook hoop. Hoop omdat ze mensen ziet die haar onvoorwaardelijk haarzelf laten zijn en accepteren. Haar laten leven zoals zij dat wil. Zodat zij weer durft te leven.

Ja, ik deel die hoop. En daardoor een enorme blijdschap en plezier.

Wat hoop ik vurig dat zij (en eigenlijk gewoon iedereen!) zichzelf en het leven accepteert voor wat het is. Iets magisch, iets vol liefde en vrijheid en iets wat van nature zo simpel is. Zoals samen leven dat ook is, simpel. Niet ten koste van een ander, maar in verbinding vanuit jezelf en met ieder ander.

Goed genoeg? Ik vind van wel.

Jeroen