“Doe eens niet zo lelijk”.
Hij zegt het rustig, liefdevol. Zijn toon klinkt niet eens verwijtend of boos. Dat maakt het nóg erger.
Olie op mijn vuurtje.
Ik ben pissig.
Ik vínd iets.
En precies dát heb ik hem net, volgens mij ook best duidelijk, laten weten.
Hij pakt ‘m alleen niet op, neemt ‘m niet aan.
Mijn eeuwige aap.
F*ck… hoe doet hij dat nou?
Hij laat mij gewoon ‘leeglopen’ en hoeft er niks mee. Geen zak. Noppes. Hij laat het gewoon bij mij liggen.
En daarmee wordt het voor mij zwaarder, groter, frustrerender.
“Het is van jou he..” kan hij dan ook nog zeggen.
Waarom redt hij me niet?
Helpt hij me niet?
Waarom neemt hij het niet van me over zodat ik het kwijt ben?
Hij pakt alleen mijn hand. Zegt niks, terwijl we zwijgend doorlopen en ik op zoek ben naar het meest gemene dat ik als ‘shock-effect’ kan zeggen.
Het komt niet.
De stilte werkt..
Het lopen.. ook.
Zijn blik. Zacht. Mild. Begripvol.
Hij ziet het kleine boze, bange en vooral verdrietige meisje in mij.
Kak.
Weg is de irritatie. De mening en het ‘er iets van vinden’.
Het doet er niet toe. Het is al weg. Waar ging het überhaupt ook alweer over?
“Noem je mij nou lelijk?”
Mijn laatste troef.
Hij lacht. Zijn blik zegt genoeg.
Oké. Mopperkwartier is weer voorbij.
De spiegel was weer helder.
Dank je wel Jeroen ?