Ik zie ze bijna te laat. De rode lichten die fel oplichten vlak voor me. Er wordt hard geremd, zomaar, zonder duidelijke aanleiding. Gelukkig weet ik mijn rechtervoet prima op tijd een standje meer naar links te bewegen. Van het gas naar de rem. Mijn rechterhand op de … huh? Ik had toch verwacht dat in al dit automatische reageren mijn rechterhand de versnellingspook te pakken zou hebben. Nee. Mijn hand zoekt het nog een stukje meer naar rechts. Naar de stoel naast me waar mijn handtas staat. En de slippers die ik uitgetrokken heb omdat die steeds achter de mat blijven hangen. Of de mat achter de slippers. Geen idee. Het reed niet lekker. Maar die hand… op de stoel? Serieus? Doe ik dat nou echt nog steeds?

Ongeveer 15 jaar geleden reed ik in een Alfa GTV (knalrood, want hij was net weer netjes rood gemaakt na jarenlang vaal oranje te zijn geweest) van Enschede naar Almelo. Het was toevallig ook nog eens de dertiende. En ja, een vrijdag. Ik had net kleine Juul naar het kinderdagverblijf gebracht en de Maxi Cosi stond nog achterstevoren naast me in de gordel. Vlak voordat ik in de auto stapte en wegreed keek ik nog even naar die, nu prachtige mooie, rode auto. Wow. Eén ding viel nog op. Een heel klein druipertje op de rand van de motorkap was nog zichtbaar. De auto was door Juul’s vader en opa eigenhandig over gespoten om er weer zo mooi uit te zien. Dat druipertje… dat moest nog even weg, maar dat kwam vast snel.

Op de A35 is er een afslag richting Borne. Op die afslag reed een (in mijn herinnering grijze) Mercedes. Ik reed op de middelste baan. Rechtdoor naar Almelo voor een werkafspraak. Ineens zag ik vanuit mijn ooghoeken hoe de Mercedes richting de rechterkant van mijn auto bewoog. Blijkbaar bedacht hij zich en ging ook hij rechtdoor. Vlak voordat hij me raakte gooide ik mijn stuur om. Met 100 km per uur gebeurt er dan iets. Echt. Ik voelde hoe de auto begon te draaien, spinnen en hoe ik de Mercedes alsnog raakte. Door mijn zijraampje (ik stond inmiddels achterstevoren) zag ik die hele auto het talud naast de snelweg opvliegen. Door mijn voorruit zag ik niets meer. Daar stond mijn motorkap recht omhoog geklapt, alsof iemand ter plekke nog even bedacht had dat de olie nog bijgevuld moest worden.

Ik sloot mijn ogen en voelde het gedraai, hoorde de banden over de weg schrapen en piepen en… ik deed een schietgebedje. Ik ben niet gelovig, maar op dat moment bad ik tot alles en iedereen die ik maar kon bedenken. Ik voelde hoe de auto een klein beetje werd opgetild aan de voorkant en daarna ineens veel lichter voelde. Nog één trek met mijn linkerhand aan het stuur, de rem vol ingetrapt, en het was stil. Ik stond stil. De auto ook. Heel voorzichtig deed ik mijn ogen open. Ik zag een wiel ronddraaien op het talud, de achterkant van de Mercedes.

Ik bleek keurig op de vluchtstrook te staan in de rijrichting (later vroeg de politie of ik toevallig een slipcursus had gedaan omdat ik zo netjes op die plek was uitgekomen… nee dus!). Ik zag links mijn motorkap. Midden op de middelste rijbaan. Met druipertje en al. En rechts… rechts zag ik mijn hand. Stevig op de Maxi Cosi. Al die tijd had ik het autostoeltje stevig vast- en tegengehouden, alsof mijn dochter er nog in zat. Oer-instinct, zo voelde het.

Dat gevoel kwam vanmorgen, toen ik onverwacht hard in de ankers moest, ineens weer even voorbij. Of: ik was me er weer even bewust van. Dat gevoel dat je de ander (vooral je kinderen) tegen alles en iedereen wil beschermen. Ik weet dat dat niet kan. En dat ook (iets grotere) kinderen hun eigen pad te lopen en lessen te leren hebben en dat ze soms vallen en dan meestal zelf weer kunnen opstaan. Dat ze soms bang of zenuwachtig zijn en dat ik ze heel goed kan voorbereiden maar zelf ook niet alles van tevoren zeker weet. En dat mijn arm of hand waarschijnlijk niet eens sterk genoeg is om te voorkomen dat ze van hun stoel vliegen als ik ècht heel hard moet remmen (gelukkig hebben we daar dan weer airbags voor). En ook dat er echt vreselijke dingen gebeuren waar je als ouder helemaal geen, noppes, nada, niks in kan beïnvloeden (weet jij waarom de dag van vandaag ‘zwarte zaterdag’ heet?). Brrr… oneerlijk.

Wat we dan wel kunnen? We kunnen er gewoon voor ze zijn. Met open armen. Onvoorwaardelijk. Liefdevol. Ze laten weten dat we ze misschien kunnen helpen. Ze laten zien dat wij ook maar mensen zijn en zelf ook verdriet, boosheid en ellende kennen. En dat we soms in onze broek piesen van het lachen. Dat dan ook wel weer.

Mijn ‘ongelukje’ liep gelukkig redelijk goed af. De bestuurder van de Mercedes kwam er goed vanaf en ik had zelf alleen wat last van mijn rug en rechterarm de eerste paar dagen. Spierpijn. Met de auto is nooit meer helemaal goed gekomen en ik krijg nog altijd een kriebeltje in mijn onderbuik als ik langs die plek rijd. En dan is er dus nog altijd die rechterhand-reactie. Mijn ‘redders-instinct’.

Zal ik het ooit niet meer doen? De pasagiersstoel vastgrijpen? Geen idee. Het heeft ook wel weer iets. Toch? Ik redde er in ieder geval mijn slippers mee 😉

<3 Naath