“Wil jij een baby in je buik?” Ik hoor het ineens, vlak naast mijn oor en als ik opkijk schrik ik me kapot. Ik was zo gefocused op mijn routeplanner nadat ik mijn dak open had gedaan dat ik niet doorhad dat iemand ineens zijn hoofd in mijn auto had gestoken. Een stevige man, jaartje of 55, met Down Syndroom.

Hij lacht breed en ik kan zijn vullingen en nog verse zwarte broodpitjes zien zitten. Zo dichtbij. Even twijfel ik over mijn antwoord en vraag ik me diep van binnen af of ik een spoortje angst toe zal laten of niet. HIj is groot, sterk en, (zei ik dat al?) echt heeeel dichtbij.

Op de voorziening waar ik ben wonen vooral mensen met ‘gedragsproblemen’. Sommige bewoners slaan, schoppen, bijten en spugen al vrij snel als iets onduidelijk is of iemand een antwoord geeft dat ze liever niet horen. En daar zit ik dan met mijn goede gedrag en ‘gogen’-opleiding; met die man bijna half in mijn auto.

Gedragsproblemen is trouwens een woord waar ik spontaan jeuk van krijg op plekken waarvan ik niet eens wist dat ik ze had. Zeker als een ‘bewoner’ of ‘cliënt’ zoals ze genoemd worden daarmee ook nog het etiket ‘agressief’ of ‘anti-sociaal’ krijgt. Daar klopt namelijk geen moer van. En ja, ik vind dat ik dat met mijn gogen-opleiding hardop mag zeggen.

Het gedrag dat ik bedoel heeft niets, maar dan ook niets te maken met agressie, niet-sociaal zijn of bewust anderen pijn doen of kwetsen. Waar ‘wij’ de ander zoiets nog wel eens heel bewust verwijten (ook dat gaat eigenlijk natuurlijk nergens over want je bepaalt altijd ZELF hoe je reageert; de ander KAN jou überhaupt geen pijn doen of boos maken, doe je lekker zelf ) is het in dit geval helemaaaaal complete onzin!

Het gaat namelijk om niets anders dan ‘signaal-gedrag’. Er wordt een overduidelijk signaal afgegeven door dat slaan of schelden. Iemand is dan eenvoudigweg even op zoek naar veiligheid, nabijheid en duidelijkheid. Vanuit angst meestal ook nog eens! Pas als we de vraag, de angst, de onduidelijkheid of de signalen ACHTER het gedrag gaan zien verandert er iets. Als we tenminste wat doen met die signalen.

Meer aandacht, insteken op het (meestal vrij jonge) niveau, erbij blijven, invoelen en serieus nemen helpen vaak al heel goed. Dus dat besluit ik op het moment dat dat hoofd met de volkorenbroodpitjes ineens naast mijn oor hangt ook te doen.

Ik maak oogcontact. Dat blijkt nog best lastig. Zijn ene oog kijkt naar buiten, het ander recht omlaag. Hij neemt het totaalplaatje in zich op. Mijn gezicht en meteen de auto in 1 blik. Handig! Hij bekijkt mijn buik nog even. “Wil je daar een baby in?” Zijn toon klinkt oprecht, hij is geïnteresseerd en lijkt geen enkele poging te doen over mijn grenzen heen te gaan of zich op te dringen.

Ik antwoord: “Nee hoor, dank je wel. Ik heb al twee kinderen en daar ben ik echt heel tevreden mee!” HIj glimlacht. “O… oké. Hoeft niet hoor. Ik help anderen graag. Wil je anders een kopje thee?” Ik leg uit dat ik nog best een stukje moet rijden en graag naar huis wil en hij knikt driftig. “Mee eens! Fijn weekend dan!” Hij klinkt ergens een soort van opgelucht. Hij hoeft niet aan de bak, gelukkig maar.

Als ik wegrij zwaait hij tot ik de hoek om ben en nog lang daarna. Dat zie ik als ik over de ventweg rij en hem nog altijd op de parkeerplaats zie staan. Handen hoog in de lucht, brede grijns en daarna op weg naar de volgende dame die in een auto gestapt is. Die baby blijft toch wel een dingetje blijkbaar.

Liefs, Naath