Carnaval. Het ultieme excuus om haar maskertje nóg wat steviger op te zetten. Want ooo wat is ze gezellig en leuk en positief en wat doet ze lekker mee met de rest, zoals ook van haar verwacht wordt.
Ze glimlacht, knipoogt, zwaait, drinkt en zingt mee. Nog even volhouden. Twee uurtjes nog, dan mag ze weer naar huis.
Daar wacht haar bed, haar fleecedeken en haar al open getrokken fles zoete witte wijn.
Het verdrietige van het hele verhaal? Carnaval kan ook kerst zijn. Verjaardagen. De vrij-mi-bo, het bezoekje aan de supermarkt, het wandelingetje met haar oude moeder-in-rolstoel op zondagochtend. Niemand weet hoe ze zich echt voelt.
Níemand. Behalve zijzelf. Ze vindt dat ze het best goed doet tot nu toe. Hoe lang ze het nog volhoudt? Ze heeft werkelijk geen idee.
Het is carnaval. Ze leeft nu. En wat er daarna komt merkt ze dan wel weer. De man met de hamer komt vanzelf. Dat deed ie een paar jaar geleden ook. Het voelt ergens ook wel fijn. Om de enige te zijn die echt weet hoe het zit.
Daar komt de polonaise voorbij. Ze haakt in en loopt mee. Hoeveel meer mensen zullen ertussen lopen die hetzelfde voelen? Ze weet zeker dat ze niet de enige is. En dat geeft op een verdrietige manier een soort van voldoening. Een gevoel van verbroedering. En dat is voor nu even genoeg.