“Ik zit in mijn auto. Verdoofd. Duizelig. Mijn rechterhand ligt naast me op een ronde knop. Mijn linkerhand houdt iets cirkelvormigs voor me vast. Ik denk dat ik er iets mee moet, maar ik heb geen idee wat dat ‘iets’ ook alweer is. Het is warm. Het beeld voor mijn ogen beweegt. Het lijkt alsof ik niet goed meer kan scherpstellen. In mijn hoofd klinkt een bekend stemmetje: “Misschien even bellen? Hij weet het vast!” Telefoon… ja, die heb ik ergens. Mijn tas! Ik zoek in mijn tas en vind de telefoon. Zijn foto wordt zichtbaar zodra ik mijn wijsvinger over het beeld beweeg. Ja. Daar is ie. Ik hou de foto ingedrukt en tot mijn opluchting hoor ik na een paar seconden “Hee, Naath! Wat is er?”. Ik begin te huilen. Met lange halen, zonder mezelf de kans te geven tussendoor op adem te komen. Ik ben stuk. Op. Helemaal leeg van binnen. Hij praat zacht aan de andere kant van de lijn. “Meisje toch… wat is er aan de hand? Vertel maar”.

Ik leg uit dat ik in mijn auto zit en geen idee meer heb wat ik moet doen. Mijn hart klopt bijna mijn borstkas uit, mijn handen zijn ijskoud en stijf en het zweet gutst van mijn voorhoofd. Het klopt allemaal niet meer. Niks is meer zoals het was of zoals het zou moeten zijn. Het voelt alsof de bodem van de auto onder me weg zakt. Hij legt me uit wat ik moet doen. Iets met pedalen, links en rechts en de sleutel omdraaien. Uiteindelijk lukt het. De motor draait en er komt beweging in het geheel. Hij praat me naar huis. Ik rij binnendoor en ga uiteindelijk toch de snelweg op. Ik rij 70. Hooguit. Vol onbegrip voor al die anderen die voorbij lijken te razen. Wat hard, wat snel. Hoe durven ze dat? En dan ineens is het automatisme van het autorijden terug. Hij blijft aan de lijn en vraagt steeds of het goed gaat.

Na een minuut of twintig ben ik bijna huis. Op het moment dat het huis in beeld komt slaat de paniek toe. Waar is mijn sleutel? Wat ga ik doen als ik daar straks alleen ben? Alleen… doodeng. Ik vind mijn sleutel onderin mijn tas, stap uit en loop naar de voordeur. Alles beweegt. De vloer, de deur, niets staat meer stil. Ik moet drie keer ‘steken’ voor ik de sleutel in het slot krijg. Dan is de deur open. Ik durf bijna niet naar binnen te gaan. Het lijkt een groot donker gat waar ik in stap.

Thuis. De trap op, met kleren en al stap ik in bed. En huil. Eerst heel hard, daarna zachter. De tranen blijven komen. Hoe lang kan een mens huilen voor het water op is? Ik denk aan verhalen die ik wel eens hoorde over mensen die dood gingen van verdriet. Maar is dit wel verdriet? Ik voel niets meer. Ook geen verdriet. Ik huil om het huilen. Iets dat eruit moet waarvan onbekend is wat het is.

Hij komt al snel thuis. Stopt me in, brengt me thee, gunt me rust. En dan slaap ik. Dagen. Af en toe sta ik op om te plassen of iets te eten of drinken. Er zit nergens smaak meer aan. Ik proef het verschil niet meer tussen thee en koffie. Warm of koud. Ik wil niet meer eten of drinken, maar doe het omdat ik weet dat het echt belangrijk is. Voor hem. En voor de kinderen. Mezelf voel ik niet meer.

Daarna slaap ik bijna niet meer. Het lijkt alsof ik de hele tijd klaarwakker wil zijn en genoeg geslapen heb de afgelopen tijd. Klaar met slapen. Soms sta ik te tollen op mijn benen. Maar slapen, ho maar.

Ik accepteer geen hulp, vraag nergens om. Ik regel het zelf wel en niemand hoeft zich ermee te bemoeien. Ik heb geen baas, hoef me niet ziek te melden, dus ook niet naar de huisarts. Daar ben ik heel stellig in.

Na een paar dagen begin ik met t.v. kijken. Ik jas er een 24-delig seizoen van ‘Lost’ door in twee dagen. Daarna meteen maar seizoen 2. En zo gaat het door tot ik ze alle zes gezien heb. Een ‘Lost’-overdosis. En ondertussen voel ik me zelf ook steeds meer ‘verloren’. Kwijt. Het contact met anderen, mijn werk, mezelf. Alleen de kinderen en mijn man kan ik om me heen hebben. Met zo min mogelijk lawaai dan. Ik duld geen geruzie, geen druk gedoe. Dan trek ik me direct terug en duik terug mijn bed in.

Het voelen komt langzaamaan terug. Ik voel me vreselijk. Ellendig. Erg zielig ook. Er zit veel verdriet, boosheid en onmacht. Waarom overkomt mij dit? Ik gedraag me steeds meer als een slachtoffer en verdrink bijna in mijn ellende. Lachen kan ik niet meer. Niet hardop. Soms grijns ik wat in de hoop zo normaal mogelijk over te komen. Maar ik voel geen blijdschap. Geen plezier. Niks positiefs. Misschien ben ik hartstikke depressief. Of zoiets.

Ik sleep mezelf uiteindelijk dan toch maar naar de huisarts en vertel hem alles. De dingen die er gebeurd zijn, het niet meer kunnen voelen, slapen, eten en drinken. Hij trekt al snel de conclusie. Burnout. Holy shit. Die heb ik al een keer gehad! Hoe kan dat nou? Ik? Het zou mij toch niet nog een keer overkomen?”

 

Met bovenstaande begint mijn boek ‘HATSeflats!’ Mijn tweede Burnout was een wake-up call. Een gigantische baksteen tegen mijn hoofd. Gelukkig werd daarna, in (voor mijn gevoel 100) trainingen en cursussen duidelijk hoe het zover kon komen. Vanmorgen had ik een mooi gesprek met Alex van Ondernemerspassie. Tijdens dat soort gesprekken voel ik weer zo helder hoeveel stappen ik sinds dat moment in die auto gezet heb. En hoe het gewoon mijn ‘roeping’ is om anderen er ook bewust van te maken hoe het anders kan. Om weer te LEVEN. Voluit. Met koeieletters inderdaad.

De Kwartjes-website is sinds gisteravond helemaal vernieuwd. Met precies datzelfde thema: Mens, durf te leven! Waarom? Je leest er alles over op https://kwartjes.nl/mens-durf-te-leven/ Als jij durft, wil en mag, geven we jou ook heel graag een schop onder je hol om het enige te gaan doen wat je te doen hebt. LEEF! Dus. En kijk even op de site. Vinden wij dan ook weer leuk 😉

Dikke liefs,

Naath