Er was eens ballon. Hoog in de lucht, groot van omvang.

Wat kon hij hier toch vrij zijn.

Iedere ervaring nam hij tot zich. De leuke bewegingen ging hij in mee, maar bepaalde ervaringen niet. Verdriet, boosheid en angsten ervaarde hij wel maar mochten niet worden gezien aan anderen.

Al deze ervaringen hield hij binnen. Eerst was het nog wel te dragen. Die extra lucht. Hij kon zwieren en bewegen en dat was genoeg om de druk minder voelbaar te maken. Hij had de ruimte om het van zich af te schudden. Goed genoeg om er geen last van te hebben.

Hij groeide wel langzaam steeds groter. Zijn behoefte om meer ruimte werd weliswaar ook steeds groter, maar gelukkig had hij die ruimte ook.

Zo ging het jaren door.

Groter en groter werd hij. Zwierend in de wind leek hij het allemaal aan te kunnen.

Tot die ene dag.

Alle ballonnen moesten naar binnen. Er loerde buiten gevaar waar ze allemaal voor beschermd moesten worden. Binnen was het veilig.

Binnen was even leuk, maar zijn ruimte werd steeds beperkter. Hij werd er geïrriteerd van.

Naarmate de tijd verstreek werd zijn bewegingsruimte kleiner en kleiner. De bewegingsvrijheid die normaal genoeg was om de druk niet te groot te maken, was er binnen niet.

Alsof hij in een steeds kleiner wordende ruimte vastzat. Alsof hij in een doos zat. Hij had geen ruimte meer om uit te dijen en binnenin nam de druk meer en meer toe.

Steeds vaker liep er ongecontroleerd lucht uit, onder hoge druk. Bijna explosief. Het kwam op de gekste momenten. Hij begreep niet waar het vandaan kwam.

Toen hij alle ruimte had, had hij nergens last van, maar nu hij opgesloten zat, kwam al die lucht van binnenuit hard omhoog. Het moest er allemaal uit om te kunnen blijven (be)staan.

Hij voelde zich per dag kleiner worden. Er piepte steeds meer lucht tussenuit.

Er was geen houden meer aan. Zijn ventiel was los, de lucht stroomde naar buiten. Hij heeft moeten accepteren dat het niet anders kon.

Hij is niet meer groot en voelt zich slap, kwetsbaar.

Net zo verrassend als dat het leeglopen begon, stopte het. Huh?? Er leek een vreemde soort van balans te zijn tussen zijn binnen en buiten.

Hij voelde rust en een gekke vorm van ontspanning. Waar hij vroeger altijd meer en meer spanning had of nodig had, was dit wel een vreemde maar relaxte ervaring.

Er was een gevoel van niks. Het raakte hem. Niet met spanning maar een gevoel van ont-spanning. Lucht stroomde naar binnen, het mocht er zijn en het stroomde ook weer naar buiten. Hij ververste steeds zijn lucht, in plaats van de vuile lucht in te houden.
Alsof het door hem heen ging.

Zo kwam het moment ook weer dat hij naar buiten mocht. Maar hij deed het anders dan voorheen. Zijn behoefte was niet meer om continue de grootst mogelijke ruimte te hebben of te groeien.

Zijn behoefte van binnenuit gaf wel aan hoe groot zijn ruimte moest zijn om de juiste mate van spanning te blijven voelen.

Hij bewoog niet meer mee met de wind die buiten waaide, maar hij volgde zijn tempo en ervaring die hij van binnen voelde.

Eindelijk was hij vrij, nu echt.