Het broodbakje met de zelfgefabriceerde spinaziequiche staat op de passagiersstoel naast me. De, eveneens zelfgemaakte, broccolisoep zit veilig in een mini-thermoskan, speciaal gemaakt om soepjes en zo warm te houden. Lukt trouwens niet zo goed, de soep is altijd lauw rond lunchtijd.

Ik voel hoe trots ik ben. Het gaat goed. Ik val langzaamaan iets af en merk dat ik beter slaap, fitter ben en weer meer zin krijg om andere kleren te dragen dan de eeuwige zwarte broek met #stom-hoodie. Tegelijkertijd is er dat stemmetje. “Wat zullen ze denken als ik straks binnen stap met dat trommeltje en die thermosbeker? Straks blijkt nog dat ik toch iets doe dat eigenlijk niet past. Geef ik dan nog wel een goed voorbeeld?” Laat staan het legertje IK-jes dat de kop opsteekt als het daadwerkelijk lunchtijd is. Want… “Wat zullen ze vinden van mijn lunch? Mág ik eigenlijk wel ‘lijnen’ nu ik hier werk”?

Eerst even een toelichting misschien: ik werk in een kliniek voor mensen met een eetstoornis. Er gelden daar echt geen strakke lunch-regels en heus niet iedereen zit te letten op wat de ander eet, maar dat kleine stemmetje in mij is daar nog bang voor. Ik herken hem goed en ik weet ook waarom ie er is. Die stem.

Vroeger was er een heel andere stem. Toen was er mijn eigen ‘eetstoornis-stem’. Die roeptoeterde de hele dag wat ik wel en niet mocht eten, hoeveel kcalorieën er in een banaan zaten en vooral ook dat daar heeeul veeeul koolhydraten in zaten, maar ook dat ik dik, lelijk, stom en ‘het niet waard om van te houden’ was. Ik luisterde zo goed naar de stem dat ik niet meer in de spiegel durfde te kijken, koolhydraatvrij ging eten, dagenlang niets at en op andere dagen alles opat wat er maar in huis te vinden was. Inclusief potten Nutella. Met een lepel. Of met mijn vingers als ik niet zo snel een lepel kon vinden. Ik sportte veel. Soms deed ik drie lessen achter elkaar op de sportschool, omdat ik het ‘zo leuk vond’. Dat ik voor, tijdens en na het sporten de weegschaal meteen opzocht hield ik maar voor mezelf.

Door die stem laxeerde ik veel. Eerst alleen als ik zeker wist dat ik dan ’s nachts niet naar de wc hoefde te rennen, maar later gewoon elke en de hele dag. Ik zat nachtenlang in Allerhandes te bladeren terwijl ik op de pot zat, zodat ik in ieder geval toch nog veilig naar eten kon kijken en bleef maar ‘klagen’ over die vervelende buik van me, die zogenaamd elke avond uit zichzelf zo heftig reageerde op het kleine beetje eten dat ik nog binnen kreeg.

Nu weet ik dat ik een eetstoornis had. Toen zou ik je keihard uitgelachen hebben als je het hardop tegen me gezegd had. Echt niet. Ik? Nee joh. Dat meisje verderop in de straat, die zo mager was. Díe had een eetstoornis. Dit was echt iets anders.

Inmiddels is er mijn werk in de eetstoorniskliniek. En is mijn eigen eetstoornis, na jarenlang spitten, graven en uiteindelijk, het belangrijkste: mezelf weer lief en leuk leren vinden, voorbij. Ik ben hersteld. Die oude stem is er niet meer. Laxeren zou ik nooit meer doen, sporten doe ik echt alleen als ik er weer eens zin in heb (nu ècht) en ik eet meestal gezond. De laatste anderhalf jaar merkte ik alleen wel weer dat ik zwaarder werd. Vooral de biertjes en wijntjes in de zomer deden het hem. Ik snoepte niet bijzonder veel en zat ook niet met zakken chips op de bank. Ik ben inmiddels in de overgang, misschien is dat ook nog een excuus ?. Iets met het ‘goede leven’. Heel fijn, maar mijn lijf voelde niet meer zo fijn. Ik kreeg knieklachten en bestelde maar steeds wat grotere maten kleding. Ik merkte vooral ook dat ik moe en lamlendig werd. Past niet bij me. Mijn IK wilde niet meer zoveel spelen en lachen en werd een beetje een irritant sjagrijntje.

Het wordt echt weer tijd voor mijn blije, vrije IK. En nu let ik dus weer even een tijdje op. Kies ik voor meer groenten, minder suiker. Doe ik mee aan dry january. Ik sta weer meer en vooral ook: met plezier, in de keuken. Om te koken, niet om een pot chocopasta leeg te lepelen 🙂 . En ja, ik val af. En ik ben er blij mee ook. Ik heb het stemmetje dat de kop op stak dus nog maar eens even goed aangehoord. Wat zegt het nu eigenlijk? Ik ontdekte dat ie bang is dat anderen er iets van vinden. Dat het gezien wordt als iets dat wèl op een eetstoornis zou kunnen lijken. Alleen weet IK nu 100% zeker dat dat niet zo is. Er ligt inmiddels zoveel lading op eten, niet eten, afvallen en aankomen, ook vanuit mijn werk, dat er even iets werd aangeraakt. Het is leuk om steeds vaker dit soort stemmetjes te herkennen. Bij anderen, maar nu dus ook echt in mijzelf. Ook deze mag er zijn. De volgende keer dat IK zoiets voel ga ik het dus maar gewoon zeggen. Ik weet namelijk dat het mijn hoofd is die denkt dat anderen denken dat… nou ja, zo’n mind-fuck is het dus. Vragen en delen is natuurlijk veel makkelijker. Wedden dat ze eigenlijk gewoon benieuwd zijn naar al die lekkere recepten? ?

<3 Naath