Daar staat ze. Klein, kwetsbaar. “Maar ik kán het helemaal niet alleen!” Ze lijkt nog het meest op een bang vogeltje. Ze vertelt over haar angst. De spanning. Ze durft echt niet. Ze is bang voor eenzaamheid en bang het zelf niet te kunnen.
Ze is jaren geleden gescheiden maar nog altijd niet vrij. Helemaal op haarzelf.. Dat durft ze niet. Ze houdt nog vast aan het oude leven, haar oude huis, terwijl alles in haar zegt dat ze daar veel liever weg wil. Maar hoe? Ze heeft het nooit zelf gedaan en heeft geen idee waar ze moet beginnen. Dus blijft ze zitten. Passief, verslagen… een slachtoffer van wat haar allemaal is ‘aangedaan’.
We beginnen bij dat laatste. Er IS haar namelijk niets aangedaan. Zij voelt het zo, en dat mag… de pijn, angst, het verdriet is écht van haar.
Ze kijkt het aan. Ze snapt waar het vandaan komt. Het is oud. Het heeft niets met de scheiding te maken. Ze is bang om alleen achter te blijven. Eenzaam oud worden.. haar grootse nachtmerrie. Uiteindelijk beseft ze ook dat ze het zelf in stand houdt door in de wachtstand te blijven staan. Ze heeft het nog nooit gedaan…”eng”!
Nadat ze haar eigen Pippi heeft ervaren verandert die zin in.. “dus ik denk dat ik het wel kan”. Nu nog voelen. Dat komt ook. Zeker weten. Haar leven staat te trappelen. HAAR leven.