Daar staat ie. Met zijn blote voeten in de zee. Zijn nette schoenen op het strand, precies tussen een schelp waar zo’n soort piemel uit steekt (scheermesje.. daar zitten diertjes in die meeuwen héérlijk vinden en ja.. die lijken dus met een klein beetje fantasie op een piemel. Sorry.) en een verdwaalde uitgedroogde kwal.

Het water is ijskoud. Hij moppert binnensmonds als er een restje van een net iets te hoge golf zijn broekspijp nat maakt. Zijn voeten zijn spierwit, zijn tenen worden door het zand dieper naar beneden getrokken.

Hij kijkt.

Naar de golven die een soort zijwaartse beweging maken waar ze het ondiepere deel raken. Naar de wolken die druk zijn met voorbij vliegen. Naar de meeuwen die zonder moeite voorbij dansen en af en toe hardop lachen. En als hij zich omdraait naar het zand dat begint te stuiven en het schuim dat als verdwaald bultrugwalvissen-snot langs vliegt.

Daarna sluit hij zijn ogen.

Hij wankelt even omdat zijn ene voet al vast staat in de bodem.
Hij hoort alles. Het water, de wind, het geschreeuw, blaffen, het vliegtuig in de verte.

Zo staat hij een tijdje. Te staan. Te luisteren. Voelen. Best koud.

Hij voelt dat hij leeft. En dat het nu even goed is. Hij is hier nu. Meer is niet nodig.

Kantoor komt straks wel weer. Met koude voeten, dat wel. Who cares.

Hij voelt weer.
Eindelijk.

 

<3 Naath