“Ze hebben hem gevonden.” Ik voel nòg de opluchting bij het horen van die zin. Tot er vrij snel achteraan kwam: “Hij leeft niet meer. Hij is er zelf uit gestapt.” Het voelde alsof de grond onder mijn voeten weg zakte. Ik had er geen seconde bij stil gestaan dat het ook zo zou kunnen aflopen. Hoewel… toen ik hem de laatste keer sprak, drie dagen eerder, was er een raar gevoel. Leeg en pijnlijk tegelijk. En kippenvel. Van top tot teen. We waren op dat moment vol in verbinding. Ik voelde wat hij voelde, dat weet ik nu. Ik durfde er alleen niet op te vertrouwen.

Op dat moment, nu ruim dertien jaar geleden, probeerde ik vooral oplossingen te bedenken. Hij zei meerdere malen dat hij niet meer wilde leven. Dat deed hij op zo’n manier dat mensen erom lachten. Zelfs op het moment dat hij definitief afscheid kwam nemen (“Ik ga nu, ik zie je niet meer terug”) was de reactie: “Neem je op de terugweg even een bruin gesneden mee als je langs de bakker komt?”

Hij meende het. Ik voelde het. En ik geloofde het niet. Ik probeerde hem te helpen en hij kon zelfs nog lachen om mijn creativiteit. We hadden het over zijn muziekcarrière en hoe hij daar toch echt in mocht gaan geloven. Hij was zo enthousiast dat ik mezelf er van overtuigde dat er echt niets zou gaan gebeuren. Hij was blij! Hij bruiste van energie, zat vol plannen! En… hij was net 17! Een heel leven lag nog voor hem! Ter plekke fantaseerde hij zelfs over zijn eerste live optreden. Hij zou doorbreken en een wereldster worden. Niks aan de hand!

Het mocht niet zo zijn. Hij heeft waarschijnlijk nadat we afscheid namen en hij nog langs een bekende gefietst was (die de bakker-grap maakte) direct ‘zijn’ boom uitgezocht. Hij werd pas dagen later gevonden.

In het begin was ik vreselijk van slag. Had ik…? Kon ik…? Ik wist dat ik niets anders had kunnen doen. Het was zijn eigen beslissing. Als ik had geweten wat hij zou gaan doen had ik hem nooit laten gaan. Hij had me, door even vol in zijn passie en fantasie te duiken, overtuigd dat het weer prima met hem ging.

Maar mijn gevoel maakte overuren. Ik sliep slecht, huilde om alles en kreeg uiteindelijk een burnout. Kwam dat alleen hierdoor? Natuurlijk niet. Er speelde veel meer. Maar achteraf denk ik wel dat het er mede voor zorgde dat ik inzag dat ik heel ver van mezelf verwijderd was geraakt. Ik durfde, nadat hij gevonden was, niet meer te voelen. Enerzijds omdat het verdriet te groot was, anderzijds omdat ik er niet meer op kon vertrouwen.

Dat aller-, ALLEReerste tingeltje, dat gevoel dat kippenvel over mijn hele lijf kan veroorzaken… dat had ik genegeerd. Dat weet ik nu. En… ik ben ernaar gaan luisteren. Ik weet het nu meteen. Of wat er gezegd wordt klopt. Ik negeer het niet meer. Nooit meer. Ik benoem het zelfs. Dat durf ik nu. En het is altijd raak. Mijn gevoel klopt. Altijd.

Door te benoemen wat ik zelf ervaar en voel merk ik dat er direct vertrouwen is. Bij mij, maar ook bij de ander. Vorige week zei iemand: “Dank je wel dat je jezelf zo laat zien. Dat ken ik niet van hulpverleners. Het voelt heel veilig en het maakt dat ik mezelf ook kwetsbaar op durf te stellen. Ik durf weer te voelen.” En dat… dat is het grootste compliment dat ik ooit heb gekregen.

Voor hem is het te laat. En ik zal hem nooit vergeten. Hij leerde me dat ik mag delen wat ik ervaar. En ik merk dat anderen het daardoor ook durven. Meer is niet nodig. Dank je wel, lieve K.

<3

Naath