Hetzelfde trucje van de geest als ‘denk niet aan de roze olifant’: als je minder wilt denken dan is stoppen met denken niet de oplossing, maar meer gevoel toelaten.

Wil je meer leiding geven? Laat het dan toe, bij anderen. En dat is niet delegeren he, dat is gewoon hetzelfde als stoppen met denken. Je denkt nog steeds, namelijk aan het niet denken.

Delegeren is niet de leiding laten, maar bepalen dat een ander de leiding krijgt, dus alle touwtjes liggen nog steeds in jouw hand.

“Ik” zei de gek. Ik deed het net zo. Inspirerend leidinggeven, mensgericht leiderschap etc etc… ik was het en deed het, dacht ik. Meer ‘vond ik’ eigenlijk. Wat deed ik niet: vertrouwen hebben. Vooral in de ander, maar minstens zoveel in mijzelf.

Eerst ik: ik maakte mijzelf belangrijk. Meer touwtjes, meer mandaat, meer macht en invloed. Ik werd leidinggevende. Dat voelde wel goed, dacht ik. En lang verhaal van ca 15 jaar in een korte zin; “mijn beperkte eigen waarde lijdde mij naar de rol van leidingnemende. Lijdde ja, niet leidde.

Ik accepteerde mijn eigen waarde niet. Vond mij niet goed genoeg, een dubbeltje wat nooit een kwartje zou worden (heb ik mijzelf even het tegendeel bewezen ;), zie mijn bedrijf).

Als leidinggevende had ik meer controle, macht en invloed. Meer aanzien. Dat deel wat aandacht wilde, van anderen, dat deel van mij kreeg voeding en werd steeds groter. Ik nam meer en meer de leiding, ik was goed en werd beter en beter. Tot ik mijzelf niet meer kon aanzien. Ik was iets geworden wat niet van nature was.

Mijn gevoel begon te knagen. De touwtjes in mijn hand door te knagen. De touwtjes die andere bestuurden, die anderen in zijn greep had. Na een korte tijd van knagen waren ze door. Ik liet los en alles viel op zijn plek. De leiding kon ik niet meer nemen, ik gaf het weg.

Het werd instant mijn beste team, mijn beste periode ooit, als leidinggevende. Mijn laatste jaar ook, bleek al snel. Zij konden het als team echt prima zelf. Eigenlijk altijd al, maar ik had altijd gedacht van niet. Het voelde nu anders. Het klopte.

Ik besloot mijn gevoel te vertrouwen. Mijn vertrouwen vertelde namelijk dat het klopte. Vertrouwen voor mijzelf en voor de ander, in mijzelf en in de ander. Mijn eigen waarde en die van de ander waren in balans, gelijk. Gelijkwaardig, in mens-zijn.

Ik kon weer uit gaan van mijn eigen kwaliteiten en de ander van die van zichzelf. Samengevoegd tot een geweldig team van mensen met aanvullende kwaliteiten. Niet opvullend maar aanvullend. Niet nemend of gevend, maar nemend EN gevend. Ieder voor zichzelf eerst en daarna optimaal aan de ander(en).

Mijn (aan)deel was niet meer als enige leider. Die had ik namelijk vanuit een overtuiging aangenomen. De leiding werd gegeven en genomen. Leiderschap werd iets persoonlijks en vloeiends. Van moment tot individu. Er was geen moment hetzelfde. Het leek wel het echte leven J.

De situatie liet wel weten wie als leidingnemende paste, omdat die kwaliteiten nodig waren. Die nam het niet, maar kreeg het, van de anderen. Tot er weer iets en/of iemand anders gevraagd werd.

Is leiderschap iets wat jij denkt nodig te hebben? Of dat jij moet nemen of geven? Van een ander of aan een ander?

Laat je gevoel eens bepalen of dat klopt? Natuurlijk weet jij het juiste antwoord. Vertrouw daar maar op.

Jeroen