“Ik voel me een loser. Een slappeling. En ik ben bang. Bang dat ik nooit meer terug kom op mijn oude niveau. Bang dat ik nooit meer zo hard en lang zal kunnen werken als voor mijn burnout.” Zij zegt het en ik proef iedere letter, alsof de woorden mijn eigen mond uit komen. “Ik wil weer overzicht. Eigen regie. Alles onder controle hebben. Ik weet alleen niet hoe!” Ik herken het zo. Ik heb lange tijd precies hetzelfde gedacht en gezegd.

Na mijn tweede burnout wist ik dat het weer een tijd zou gaan duren voordat ik weer volle dagen ‘aan kon’. Dat was na de eerste keer immers ook zo. Na een maand of drie vond ik het wel mooi geweest. Tijd om weer ‘gewoon’ te doen. Niet zeuren, agenda goed in de gaten houden, rustmomentjes en een beetje ME-time elke dag en dan zou het gewoon moeten lukken, toch?

Dat viel tegen. Er waren dagen dat ik na het opstaan het liefst meteen weer mijn bed inkroop als iedereen de deur uit was. En dagen dat ik om 19.00 uur in bed lag omdat ik mijn ogen echt niet meer open kon houden. Soms merkte ik ook op een gevaarlijke manier dat ik teveel van mezelf had gevraagd. Dan hoorde ik tijdens het autorijden ineens een toeter naast me omdat ik niet goed gekeken had terwijl ik van baan wisselde, of ontdekte ik pas dat ik de tosti in het ijzer vergeten was als de hele benedenverdieping blauw van de rook stond.

Er waren momenten waarop ik doodongelukkig voor me uit zat te mompelen… “wanneer kan ik nou gewoon weer de oude zijn? Mezelf?” Precies deze woorden gebruikte zij ook. We praatten over ‘de oude zij’. Wat was er anders? Wat deed ze anders? Wat miste ze zo? “Ik kon vroeger álles! Iemand hoefde maar te piepen en ik stond al klaar. Vriendjes en vriendinnetjes van de kinderen? Mochten altijd komen. Overwerken? Geen probleem. Sporten, boodschappen, feestjes? Tuurlijk! Taxi spelen? Deed ik, met leuke muziek aan hield ik hele disco’s met halve klassen in de auto. Nog even dit, nog even dat… ik deed het al-le-maal.”

“Was je toen jezelf? Deed je wat JIJ wilde?” Ze kijkt me met grote ogen aan. “Ik dènk het… het hoorde gewoon zo, het hoort erbij toch, dat soort dingen?” Ze stelt de vragen meer aan zichzelf dan aan mij inmiddels. “Of deed ik het alleen maar om…?” Ze slaat haar hand voor haar mond en sluit haar ogen. Ze zoekt de antwoorden nu echt even helemaal bij zichzelf. Ik laat haar even. Ik zie hoe ze slikt, haar ogen harder dicht knijpt omdat ze niet wil huilen en hoe haar handen vuisten worden.

Als ze haar ogen opent zie ik een blik die ik nog niet kende. Helder. Haar stem klinkt zeker en rustig. “Ik was helemaal niet meer mezelf. Ik deed alleen maar wat anderen van me verwachtten. Iedereen kwam op nummer 1, behalve ik.” Ik laat haar zelf ervaren wat er diep van binnen gebeurt. “Maar… hoe krijg ik de regie dan weer terug?”

“Hád je de regie en controle eigenlijk ooit echt zelf wel? Of regisseerde een ander jouw leven? Ben je überhaupt ooit echt zelf de regisseur van jouw leven? Je kunt zelf bepalen hoe je reageert op situaties. Maar kan je ooit vooraf weten wat er gaat gebeuren? Je kunt het bedenken. Gokken. Raden. Hopen. Wensen. Het is alleen nooit zeker allemaal. Kan je je overgeven aan wat komt? Onvoorwaardelijk accepteren?”

Ik zie hoe spannend ze het vindt. “Dat klinkt raar maar ook wel een soort van relaxed. Gewoon maar aankijken. Maar… ik voel me dan zo’n slappeling. Ook omdat ik niet meer zoveel aan kan als vroeger. Ik ben nu eerder moe, moet eerder ‘nee’ zeggen. Mensen vinden me een stuk minder leuk nu.”

Ik vertel haar dat ik ervan overtuigd ben dat mensen die een burnout voor hun kiezen krijgen de sterkste mensen zijn die er rond lopen. “Ze zijn alleen een beetje te lang te sterk geweest. Niks slaps aan. Weet je wat pas sterk is? Inzien dat het helemaal oké is om iets minder hard te werken. En dat het prima is om beter voor jezelf te mogen en durven zorgen. ‘Nee’ zeggen tegen de ander is ‘Ja’ zeggen tegen jezelf. En ja. Er zijn altijd mensen die dat niet leuk vinden. Dat zegt óók wat, toch?”

Ze glimlacht. “Dus jij vindt mij geen loser?” “Absoluut niet. En terug willen naar hoe het ‘vroeger’ was is niet de oplossing hè?” Ze schudt zelfverzekerd haar hoofd. Ze ziet het nu zelf ook. “Nee. Want juist doordát ik zo druk was en alles MOEST van mezelf ben ik eruit geklapt. Dat wil ik niet nog een keer. Het is tijd om nu ECHT mezelf te zijn.”

We roepen nog nèt niet hardop samen “Jeeeej!” Maar we voelen het allebei. En door er zo naar te kijken en het vooral ook te voelen pakken we allebei toch een klein beetje de regie terug. We kiezen voor Leven. Op onze eigen, ‘gewone’ manier.

 

<3

Naath