Een dag of tien geleden, onderweg naar het strand. Het is maar 500 meter en toch kwamen er in die korte afstand zowel op de heen- als de terugweg zulke ‘mooie’ dingen voorbij. Het eerste was een uitvaartstoet. XXL. Groot. Met twee van die verlengde zwarte bussen èn een verlengde zwarte limousine. Ze kwamen aan op de Boulevard, tegelijk met ons. Iets in mij wil dan weten: Wie, wat, waar, waarom? Maar het meer respectvolle deel in mij won. We hebben het even van een afstandje bekeken. De stoet bleef staan voor een groot hotel op de Boulevard. Aan de kant van de weg stond daar een soort erehaag aan mensen. Heel veel mensen. Stiekem hoopte ik dat als ik zelf ooit in zo’n limo zou liggen er ook zoveel mensen afscheid zouden willen nemen. Raar ego-gedoe.

We liepen het strand op en wandelden, gooiden met de bal zodat the Rock zich even flink kon uitsloven en ik stond zoals altijd even met mijn voeten (nu dan wel in mijn kaplaarzen, je kúnt ook overdrijven 😉 ) in het water. Zonnetje, wolken, schuimende koppen op de golven. Zee op zijn best. Ineens voelden we een paar druppels. Niet van de zee, maar van boven. En jahoor: daar verschenen de bekende 7 kleuren aan de hemel. We keken elkaar even aan… voor ons toch altijd weer die boodschap van een heel bijzondere puber die al veel te vroeg vertrokken was.

Nog voordat we bij de eerste strandtent waren reed er een ambulance het strand op. Niet een ‘doorsnee’ ambulance, maar eentje van een ‘laatste wens’-stichting. De deuren gingen open en een nog niet zo oude, maar wel heel geel-grauw uitziende man werd met brancard en al het strand op gereden. Naast hem (vermoedden wij) de, voor hem, belangrijkste mensen. Samen keken ze naar de zee. Er lichtte even iets op in zijn ogen toen de meeuwen vlak over zijn hoofd krijsend langs scheerden. Ik zag een traan over zijn linkerwang glijden. Afscheid. En aan de reacties van de mensen om hem heen niet alleen van het strand en de zee, maar van het leven.

De regenbui die uit het niets was opgehouden begon als vanzelf weer de tranen weg te spoelen en de 7-kleurige puber knipoogde nog een keer even naar ons. Wat een bijzondere dag. Wat een confronterende ‘hints’ werden er gegeven. Ik keerde me naar binnen en ging op zoek. Wat zei dit alles? Waarom nu, waarom vandaag? Ging het over ‘dood’? Zat er een boodschap in dit alles? En het antwoord raakte me nog meer dan alles wat ik gezien had. Dit ging niet over dood, maar over leven. Voluit leven. Ik woon aan zee en geniet me helemaal suf. Toch zijn er momenten, vooral ’s nachts waarop ik me afvraag: En nu? IS dit het dan?

Er zijn van die dagen waarop ik me schuldig voel dat ik loop te mopperen of klagen. Dat ik ruzie loop te zoeken om niks. ‘Serieus? Nou woon je hier, heb je ALLES wat je ooit wilde… en dan nòg is er iets te mekkeren? Moeilijk hè, gewoon gelukkig zijn?’ Ik kan mezelf dan echt voor mijn hoofd slaan. ‘Ondankbare troela! Wees nou blij met wat er is! Geniet!‘

En dan voel ik heel diep in mij: Nee. Ik mis op die momenten ècht iets. Iemand. Of eigenlijk: twee iemanden. En die mis ik op sommige dagen heel, heel erg. Mag dat? Ja. Wordt het makkelijker door boos op mezelf te worden en mezelf af te schieten om mijn gemopper of de tranen weg te stoppen? Nee. De tranen mogen er zijn, het gemis mag er zijn en alles wat erbij hoort ook. Ik ga mezelf er niet meer over opwinden of vragen over stellen. Het is gewoon zo.

Ik weet ook dat het vanzelf ‘goed’ komt. EN dat alles nu gewoon al helemaal goed is zoals het is. Ik vertrouw op mezelf, op het leven, op mijn kinderen en op alles en iedereen die daarbij hoort. Ik ben gewoon een beetje ongeduldig. Tijd is een raar ding. Wat me helpt is het ervaren. Het hier-en-nu. Mijn hoofd mag dan even lekker een ommetje maken (ajuu!) en de gedachten gaan dan niet meer met me op de loop. Alleen maar (h)ervaren. Wat IS er nu ècht? NU is er de zee, de wind, een enthousiaste hond, die warme hand in de mijne, de golven die nèt hoog genoeg worden om over de rand van mijn kaplaarzen naar binnen te lopen… NU. Het is goed. En alles mag er zijn.

Net als mijn wangen weer droog gewaaid zijn en we de vuurtoren voorbij zijn zie ik ‘m staan. Een klein zwart autootje met daarop de zin: ‘Ken jij jezelf?’ Mooie vraag. Nòg mooier is de naam die onder dat zinnetje op de auto staat. Van Mastrigt. De achternaam van mijn oma. De oma die er al jaren niet meer is en die ik tegelijkertijd altijd voel. Dank je wel oma. Ja. Ik ken mezelf. En ik weet dat het goed is daar steeds weer even bij stil te staan. Mezelf kennen heeft alles te maken met voelen. Delen. Leven. Ervaren. Steeds weer opnieuw. ‘Hervaren’.

Ik hervaar het hier en nu. Door al mijn zintuigen open te zetten. Als ik meegetrokken word in allerlei bullshit-verhalen hoef ik maar één ding te doen. Me vol richten op die zintuigen. Denken lukt dan simpelweg niet meer; het kàn niet tegelijk 🙂 . Mijn hoofd heeft het over dood. Uitvaarten (de week erna kwamen er minstens zes voorbij). Pas maar op… vast slecht nieuws binnenkort. Mijn zintuigen zeggen daarentegen iets heel anders. Voel maar. Doe maar. Leef maar.

En precies dáár kies ik voor. Genoeg hints op één dag. Het mag gewoon. IK mag gewoon. Voluit leven, op mijn manier. En als het even niet zo voelt is er vast wel ergens een leuke reminder. Of in mijn geval (minstens) vier. 🙂

 

Naath