Het glazen huis

Op een strand staat een glazen huis. Een glazen huis vol prachtige spullen. De mooiste spullen die je je maar kunt voorstellen. De ideale plek voor velen. In dat huis woont zij. Een van de mooiste vrouwen die je kunt beschrijven. Puur, (goud)eerlijk, ogen als sterren en een hart in de zuiverste vorm en van de diepste liefde. Als een vuurtoren in de nacht schijnt haar licht over het strand en de zee. Dwars door de glazen wanden heen. Voor iedereen die zijn/ haar weg kwijt is geraakt, is zij daar altijd. Maar haar licht wordt gebroken door het glas. Mensen zien haar wel, maar vinden haar niet.

Zij voelt zich vaststaan. Ook als een vuurtoren. In beton gegoten met haar voeten op die plek. Iedere dag weer is zij op die plek te vinden. Voor een ander een zegen. De zee ligt aan haar voeten, maar hoe voelt dit voor haar? Ze kan hem zien, maar kan er niet in staan. Alles is buiten haar ruimte.

Zodra ze wakker is kijkt ze de wereld in. Vol verwachtingen; zal ik vandaag vrij komen? Mag ik dan uitbreken? Mijzelf vrij geven. Echt voluit gaan stralen. Helaas lukt het weer niet. Altijd is er wel die deur. Die deur die niet opengaat. De druk van buiten en het slot van binnen maakt hem ondoordringbaar. De druk van buiten is enorm, maar nog meer van binnenuit voelt zij de weerstand.

Druk in haar hoofd. Druk doen. Om indruk te maken. “Ziet iemand mij! Zie mij staan. Ik wil eruit. Ik wil mijzelf laten zien. Help alsjeblieft.” De wereld die zij om zich ervaart is prachtig. Elke dag ziet zij de subtiele veranderingen, de schoonheid van alles om haar heen. Maar ze kan er niet bij.

Ze ziet ieder mens zoals ze van nature zijn. Hun schoonheid, hun waarde, hun kracht. Ze komen en gaan. Maar niemand ziet haar. Niemand steekt naar haar die hand uit.

Vaak kijken de mensen haar intens aan. Veelal voelt zij de heftige overtuigingen; ‘waarom kijkt zij verdrietig? Ze heeft alles wat ze maar wil. Ze kan gaan en staan waar ze maar wil. Raar mens. Ben je dan niet gelukkig hier?’. Ze vinden haar niet, maar vinden wel van alles van haar.

Oh wat wil ze graag naar buiten. Wat wil zij haar licht laten gaan. Buiten, daar waar alles leeft. Waar zij echt een plek heeft. Dat voelt zij zo duidelijk. Maar ze mag niet. Ze kan niet. Haar plek is voor haar bepaald.

Haar energie neemt met de dag af. De strijd wordt haar teveel. De blikken doen haar bijna smelten. Iedere dag een cm, zo voelt het. Ze in staat om op te geven. Het is niet te doen. “Wat ik wil is niet te bereiken. Laat ik maar hier blijven en niet meer voelen hoe het zou kunnen zijn. Ik wil rust, ik berust.”

……

Tot die ene dag. Ze is bijna op haar einde. Doelloos en zielloos beweegt zij door het glazen huis. Omdat het moet. Stilzitten is prima, maar de pijn in haar benen is wat draaglijker als zij dagelijks toch wat loopt.

Iets doet haar die dag opstaan. Ze weet niet wat, maar ze loopt op haar laatste momenten van gevoel naar de kant waar de zon straks opkomt. Toch lijkt het alsof de zon al vol aan de hemel staat. Een fel licht straalt haar richting op. Ze kan langs het felle licht nog net een silhouet zien. Haar adem stokt. “Wat is dit?” Haar voeten tintelen, haar handen gloeien als nooit tevoren. Alles stroomt.

Ze volgt het silhouet naar de kant van de deur. Dat licht blijft zo intens. Als bij een warm haardvuur kruipt zij dichterbij. Zo dichtbij dat zij met haar lijf tegen het raam geplakt staat. Ze ziet in 1 blik die ogen. Het is alsof zij in de spiegel kijkt en zichzelf ontmoet.

“Thuiskomen bij een ander, kan dat?
Dit is toch mijn huis. Hier had ik mij berust, hier zou ik oud worden. En dan voelt dit paar ogen, daar buiten, opeens zo als de plek waar ik altijd wilde zijn. Ik droom vast. En als ik niet droom, dan kan ik niet weg. De deur zit volledig dicht. Mijn hart ook. De druk van buiten is te groot en van binnenuit laat niemand mij gaan.”

Als een droom gaat zij mee op haar gevoel. Ze omarmt de glazen wand. Ze streelt het silhouet alsof het de liefde is die zij ooit wilde ervaren, maar nooit mocht ontvangen. Haar lippen raken het glas. Het doet haar knieën knikken, ze valt. En plots is alles donker.

Ze schrikt wakker. Ze leeft. Weer of nog? “Wat voel ik? Wat hoor ik? Wat ruik ik? Ik hoor de zee, de vogels en ik voel de wind. Ik ben buiten!! Hoe ben ik uit mijn glazen huis gekomen. Wat bracht mij van binnen naar buiten? Ik leef!!!”

Ze neemt de grootste ademteug die zij ooit heeft kunnen nemen. Ze springt, ze danst, ze lacht en ze huilt. “Hoe kan dit?” Ze kijkt om haar heen en zoekt gespannen het silhouet die haar deed omvallen. “Waar zijn die ogen, dat licht wat mij thuis deed komen?”.

Op het strand ziet zij het silhouet staan. De armen open en het hart aan. Daar wil ze zijn. Daar leeft ze, dat is haar in 1 avond helder geworden. Als op de automatische piloot rent ze eerst naar binnen om te controleren of alles wel goed is aan haar. Haar? Kleding? Geen tranen? Alles is okay.

Ze rent terug naar buiten tot ze zich opeens bewust is van de deur. Dat vreselijke ding wat haar al die jaren binnen hield. Afgeschermd van de buitenwereld, haar buitenwereld. Ook beschermd van die buitenwereld. Al die blikken en meningen. Die deur…ooooh wat heeft zij die gehaat. Gevochten, gebonkt, geschreeuwd. Maar niets hielp. En nu is hij open.

Ze rent er doorheen naar dat stralende silhouet op het strand. Als door de bliksem getroffen is haar lijf weer aan en vol energie. Ze gooit zichzelf in de armen en zoent hartstochtelijk. Dit is thuis. Hier hoort zij te zijn. Ze leeft!

Samen staren zij nog uren de zon de zee in. Een prachtige zonsondergang maakt een eind aan deze bijzondere dag. Een laatste vraag is van haar, voor ze in slaap vallen onder de sterren; “hoe heb jij die verdomde deur open gekregen?” Het antwoord bracht haar in diepe stilte:

“Je hebt hem zelf geopend, lief. Alles wat je dacht klopte niet. De deur is nooit gesloten geweest. Je hoefde alleen maar zelf open te doen”.

<3 Jeroen