‘FUCK YOU’ staat er op de spiegel. In HOOFDLETTERS. De achtergrond is wit met blauwe streepjes. Tandpasta. De letters zijn er met een vette vingertop in geschreven. Als ik een beetje mijn best doe zou ik de eigenaar via de vingerafdrukken kunnen vinden.

De wasbak voor de spiegel wordt half gevuld door water. Bruin troebel water. Er zit geen stop in de wasbak, dus ik vermoed dat iets in de afvoerpijp de boel heeft verstopt. Gelukkig komt er zo iemand om de hele boel weer schoon te maken en ontstoppen. Zelf durf ik mijn handen niet in dat koffiedrap- (? wilde gok) water te steken.

Tegenover de wasbak en spiegel, achter een deur, is de wc. Ik merk dat ik hoognodig even al die liters water van vandaag moet lozen en zwaai de deur enthousiast open. Het eerste dat opvalt is de enorme hoeveelheid papierstukjes die overal en nergens verspreid liggen. Blijkbaar was het beginnetje van de rol niet makkelijk te vinden. De rol is inmiddels wel helemaal op zo te zien. Er liggen plasticjes van tampons en de bekende groene Alwaysomhulseltjes (met inhoud) en het lijkt alsof iemand staand voor de wc-pot een spontane uitbarsting van projectieldiarree heeft gekregen. Het zit o-ve-ral.

Het kost moeite mijn zojuist gegeten gebarbequede worstje en stokbroodje met Lidl-pesto binnen te houden. Mijn God… wie zal dit zo achter gelaten hebben? Zelfs hier zijn er vingerafdrukken… de CSI-er in mij wordt bijna enthousiast. Bijna! Want hier ook maar twee seconden langer blijven staan kijken is niet te doen. Deze laat ik ook maar over aan de poets-mevrouw.

De wc ernaast, daar wil ik me nog wel voor inzetten. Daar hoef ik alleen maar over de enorme papierberg heen te springen en op de knop te drukken om door te spoelen wat daar nog in de pot drijft. Ik pak een enigszins schoon uitziend stukje papier van de grond om de bril provisorisch mee schoon te maken en kan daarna eindelijk even rustig zitten.

Nou ja… rustig…? “Mam!!” Er staat er eentje achter mijn deur. Kloppend en wel. “Mam, heb jij nog papier? Ik heb geen papier en ik heb gepoept!” Het klinkt niet als mijn kind. Bovendien zou die niet op de vrouwen-wc zitten, dus het moet wel voor de buurvrouw zijn. Ik zie onder mijn deur door twee voetjes (maat 33 gok ik) en een onderbroekje dat keurig om de enkeltjes gedrapeerd ligt. Ik ben blij dat ik de rest niet zie. “Hier!” Er vliegt een stuk wc-papier over de deur naast me richtig het gedrapeerde onderbroekje. Ik hoor hoe voor mijn deur billetjes worden afgeveegd. Waar het papier blijft? Ik wil het niet eens weten.

Als ik bijna uitgeplast ben hoor ik iemand in een wc-hokje verderop naar binnen rennen. Ze probeert een paar deuren die op slot zitten (soms zelfs terwijl de hokjes op mysterieuze wijze leeg zijn!) Klappende deuren, een poging wc-papier te vinden en daarna een enorme zucht en een kreun waar Bobbi Eden nog jaloers op zou zijn. Hoge nood. Ik wacht even met een geschikt stukje papier van de grond zoeken zodat ik mijn vingers in mijn oren kan stoppen. Als je het programma ‘de bevalling’ ooit gezien hebt en ook zo iemand bent die dan soms het geluid maar even uit zette begrijp je vast waarom ik daarvoor kies. Even teveel drama voor een te lang opgespaard drolletje.

Als ik klaar ben en MIJN wc in ieder geval WEL netjes achter laat haal ik nog even de afwas op. Oldskool met de hand. Gezellig tussen de kletsende pubers en schreeuwende Franzosen. Twee Nederlandse jongens mopperen op de hoeveelheid afwas die zij nog te boenen en drogen hebben. “Zie je nou wel, we hadden vandaag onze snipperkaart in moeten leveren. Wat een zooi!” Het vet van hun bordjes druppelt zo mijn slippers in. Zometeen maar opletten dat ik geen schuiver maak.

Achter mij staat een jongen van een jaar of 16. Hij fascineert me enorm. Vooral zijn manier van watergebruik laat mijn, door al dat gebarbeque toch wel weer wat gegroeide onderkin, een paar centimeter zakken. De kraan staat vol open. Continu. Met zijn schuursponsje veegt hij over een vork die er al best schoon uit ziet. Hij veegt heel zachtjes, aaiend bijna. Alsof het een pasgeboren poesje is in plaats van een vork. Tijdens het aaien praat hij met het meisje naast hem dat wel gewoon een teiltje water heeft getapt waardoor hij soms stopt met vegen terwijl het water vrolijk doorspettert. Ná de vork volgen een mes, een lepel en uiteindelijk een pan die er dan wel weer vies uit ziet. Ik denk dat je met het water dat hij gebruikt een aardig zwembadje had kunnen vullen.

Ik loop terug naar de tent (want uiteraard gaat dit allemaal over de camping) en merk dat ik me druk loop te maken. Over al die ‘halve garen’ die zo met andermans spullen omgaan. Die niet het fatsoen hebben hun eigen shit (letterlijk!) op te ruimen. Mensen die het blijkbaar normaal vinden om tot 00.30 uur luidkeels (in het Frans, maar ook in het Fries!) te discussiëren en te roken naast de drogende t-shirts en onderbroeken die ik net heb opgehangen nadat ik ze met de hand heb staan wassen. Ónder de douche, om water te besparen!

Ik loop me als een klein mokkend meisje te irriteren aan de mensen die rondlopen op een camping alsof ze God zelf zijn. Aan de kinderen die midden in de nacht nog verstoppertje spelen. Aan de campingdisco waar tot diep in de nacht voor de tweeduizendste keer de Macarena wordt gedraaid. Op standje 100. Aan de ezel (ja, het dier!) die elke nacht als ik net in slaap val doet alsof ie een Amsterdamse volkzanger is en zijn ‘snik’ even moet laten horen. En dat om 6 uur s’ochtends nog een keer doet (Lekker ouderwets ‘IA’ doen ezels dus echt allang niet meer!). En dit alles gedrapeerd op een bedje van voluit snurkende buurman (of buurvrouw?).

Ik erger me aan de vechtende grauwende katten naast mijn, iedere nacht een stukje verder, leeglopende luchtbed. Aan de Wi-Fi waar ik voor betaal maar die het nooit doet. Aan de Nederlandse dakdekker die ons iedere, maar dan ook echt IEDERE dag strak om 9.30 uur wekt door zijn Dodge Ram met, zo te horen, 700pk, op vol vermogen te starten om brood te gaan halen. Met de Ram Van. In de campingsupermarkt, zo’n 500 meter van zijn tent vandaan.

En vooral aan de smeerpijpen, viespeuken en pisvlekken die alles achterlaten in de wetenschap dat er wel ‘iemand’ zal komen om het weer schoon te maken zodat zij het met net zoveel plezier weer ranzig kunnen maken. Als iedere peuk die zomaar op de grond gegooid wordt een Kwartje zou zijn… hoefden wij nooit meer te werken. Dan rinkelde de grond bij iedere stap.

De vraag die dan opkomt: ‘zouden ze dit thuis nou ook doen?’ Zal er daar ook iemand met een poetsdoekje en een fles chloor achter hen aanlopen? Gebruiken ze daar ook een rol wc-papier per uur? Gebruiken ze de achtertuin als mega-asbak en gaan ze met de auto koffie drinken bij de buren? Hebben ze daar een waterrekening waarmee je een gemiddelde computerverslaafde puber een jaarlang van internet zou kunnen voorzien?

Oké. Vakantie. Druk maken, me afvragen, ergeren en irriteren. Woorden die eigenlijk niet bij elkaar passen, ik weet het. Dat we ook onmeeeunig veel plezier hebben, ik een paar keer een schone onderbroek heb moeten aantrekken omdat ik het nu eenmaal echt niet drooghou met die Jeroen-meets-puber-humor en dat er ook hele lieve mensen zijn die schroevendraaiers, ijsjes en chocoladekoekjes aanbieden vergeet ik dan ook heus niet. En zeker niet ons ‘optreden’ in de grote ‘verkleed-dans-ballonplet-bierdrink-show. Dat was hilarisch en zal me ALTIJD bij blijven!

Voorheen zou ik zoveel energie stoppen in mopperen en ergeren dat dat mijn hele vakantie bepaalde. Nu zie ik het, vind ik er iets van, heb ik door DÁT ik er iets van vind (heeel belangrijk stapje voor mij!) en MAG ik er ook nog eens even iets van vinden. Daarna: plop. Weg. Tabeeee… Heerlijk is dat! Terug naar ontspannen en gezellig. Woorden die veel beter bij vakantie, maar vooral ook bij mij passen. “Lief!” gebruikte de puber zelfs vandaag om mij omschrijven.

Het blijft wel verbazend om te zien hoe sommige mensen (want natuurlijk weet ik ook dat dit de uitzonderingen zijn) zich laten gaan als ze op vakantie zijn. Alsof het dan ineens mag of zo. Waarom niet gewoon lekker altijd doen alsof je vakantie hebt? Hoewel het dan in sommige huizen waarschijnlijk wel heel smerig zou worden!

Hier, nu, op de camping, met mijn lief en (bijna alle) kids ben ik gewoon mezelf. Niet eens ‘op vakantie’ maar gewoon ‘thuis’. Home is where the heart is. Zo waar voor mij. En daarom doe ik gewoon lekker net zo gek als in Nederland. Dans, lach, zwem, speel, zing en geniet ik. En jij? Zou jij het ook kunnen? Thuis zijn op vakantie en omgekeerd? Lekker jezelf? Altijd?

<3 Naath