Ze bleef het doen. Regelen. Jongleren. Zorgen voor anderen. Doen alsof het goed gaat. Tot de baksteen kwam. Het begon met een kiezeltje. Pok… tegen haar hoofd. Joehoe… doe eens even kalm aan joh! Ze negeerde hem. Er was nog zoveel te doen. Door! Hup! Na het kiezeltje volgende een kleine kei. Pok! Maar neeee het kón echt niet minder. Wat moesten ze dan zonder haar op haar werk? En wie zou het alles dan doen, als zij het niet zou doen? Door! Tot de baksteen. Baf. Ze wilde het eigenlijk nóg niet aankijken. Maar de baksteen landde hard. Keihard. Ze werd gevloerd en daarmee was het in een klap klaar. Haar lijf deed niet meer mee. Als ze niet wilde luisteren moest ze blijkbaar maar… voelen. En precies dát was wat ze niet meer kon, durfde en mocht. Van zichzelf vooral. Nu moest ze wel. Ze vocht. Schreeuwde. Gilde. Mepte. Alles kwam omhoog. En eindelijk, toen ze het toeliet mochten ook de tranen komen. Er kwam lucht. En ruimte. Ze hoefde niet meer te doen alsof. Zichzelf groot te houden. Ze mocht weer voelen. En daar neemt ze voorlopig maar eens de tijd voor. Stiekem voelt het best goed. Gewoon echt eens stoppen, stil staan. Had ze dit nou maar eerder gedaan. Kiezels zijn er niet voor niks. Dat snapt ze nu. Eindelijk. ❤