Toen ik hem ontmoette was hij 16. Hij zat net in 5 havo en het ging niet echt lekker. Hij haalde slechte cijfers, vooral omdat hij weinig in de lessen aanwezig was en ook de boeken niet of nauwelijks in keek. Zijn moeder dacht aan een gameverslaving. Hele dagen zat hij in het weekend achter zijn pc en als hij ‘ziek’ thuis bleef waren er ook genoeg momenten waarop hij toch weer achter dat scherm dook.

Tijdens onze eerste ontmoeting voelde ik iets. Iets dat niet werd uitgesproken maar overduidelijk in de kamer hing.
Hij was op. En niet een klein beetje… Nee. Hij hield zichzelf letterlijk overeind door ergens tegenaan te gaan staan en zijn energie niveau was nul.
Ik voelde het en hij wìst dat ik het voelde.
Hij zei het niet. We praatten wat over het gamen en school en uit alles bleek dat hij wel wìlde maar niet kòn.

Heel voorzichtig vertelde hij tijdens ons tweede gesprek over zijn moeite om mee te komen in de klas. Qua leerstof, maar ook het omgaan met anderen was een flinke uitdaging. Hij liep op zijn tenen. Er was geen aandacht voor dat soort dingen op school en doordat hij altijd net de juiste dingen onthield has hij vrij onopvallend de basisschool en nu bijna de havo met krappe zesjes weten te doorlopen.

Het gamen was zijn uitlaatklep. Veilig, bekend en steeds hetzelfde. Hij kon makkelijk zonder gamen. Dat bleek al snel toen het internet er een paar dagen uit lag. De vermoeidheid bleef.

Tijdens ons vierde gesprek besloot ik er geen doekjes meer om te winden. Ik vertelde hem over mijn burn-out en hoe ik me toen voelde. Zoveel mogelijk in ‘zijn taal’ en met allerlei herkenbare voorbeelden. Ik zag zijn ogen groter worden.
Hij herkende wat ik vertelde. Hij had zo lang op zijn tenen gelopen en niet eerder durfde hij te praten over wat een enorme opgave iedere dag weer voor hem was. Vanaf dat moment wel.

Er volgden gesprekken op school en met de inspectie. Hij mocht het laatste jaar in twee jaar afmaken. Kleine stapjes, helft van de lessen volgen en hij mocht naar een kleinere, rustigere klas. Dat alles hielp. Af en toe gamede hij nog, vooral om te ontspannen en op zijn manier contact met zijn vrienden te houden.

Ik vergeet nooit de app die ik na anderhalf jaar kreeg. “IK BEN GESLAAAAAGD!!!” Wat was hij trots. En terecht.

Waarom ik dit verhaal nu deel?
Omdat ik zie dat er heel veel mensen struggelen. Vooral met het gaan dùrven delen dat het niet goed met ze gaat. Dat ze graag wat hulp willen. Dat ze overvraagd worden. Dat het ze teveel is geworden of misschien altijd al wel geweest is. Dat ze vluchten in hun telefoon of in iets anders omdat dat de enige plek of manier is om nog te ‘ontspannen’ of ontsnappen.

Mocht jij iemand in jouw omgeving zien knokken om te blijven staan… steek eens een hand uit. Vraag wat de ander nodig heeft. Misschien is dat alleen maar een arm om een schouder of een luisterend oor. Voel maar eens om je heen. Het zijn er écht meer dan we met zijn allen denken. Écht.