“Soms moet ik hem tegen houden maar dat is zó freakin’ lastig! Hij is zo sterk!” De tranen staan in zijn ogen. “Hij heeft laatst iemand zo hard tegen de grond geslagen dat ze er een zware hersenschudding aan over hield. En een burnout.” Ik zie hoe het geglinster onderin zijn ogen groter en groter wordt en uiteindelijk in druppelvorm angs zijn wang omlaag glijdt. Hij is op. En bang.

Bang voor Bram. 18 jaar. Een beer van een vent die het liefst met de bellenblaas in zijn hand en Bassie en Adriaan op zijn hoofd op de ligschommel gaat. Alleen… Bram heeft een ‘reputatie’. Bijna niemand op het terrein durft nog met hem te werken. Er is één begeleider die het kan. Die niet bang is dat Bram de hele schommel van de stellage af trekt en dwars door de tuin heen gooit. Inclusief bellenblaas en Bassie en Adriaan. Fysiek zou Bram het kunnen. Dat weet iedereen. Alleen als die ene begeleider werkt is Bram weer even dat kleine jochie. Dan hoeft hij zich niet te bewijzen.

De begeleider die het wèl aandurft voelt hem aan. Begrijpt hem. Hij hoeft zich ook niet te bewijzen, maar doet wat hij goed kan. Voelen. Zijn. Delen. Hij kent veel jongens zoals Bram en is nooit bang voor ze. Omdat hij weet dat zij zelf doodsbang zijn. Voor de wereld, de onverwachte dingen. En vooral: voor de mensen.

Hij legt het zijn collega heel simpel uit. “Jij bent zijn veiligheid. Zijn spiegel. Als jij bang bent, wordt hij het vanzelf ook. Kán jij zijn spiegel zijn?” De ene traan wordt een stroompje. Daar, ter plekke, durft hij het eindelijk te zeggen. “Ik weet het niet. Ik wil er wel heel graag achter komen. En is het antwoord ‘Nee’… dan weet ik wat ik te doen heb.”

HIj gaat naar binnen kijken. Voelen. Eerlijk zijn. Zuiver. Ervaren. Delen. Doen. We helpen en reiken ‘m graag een handje. Voor alle Brammen. En vooral: voor hemzelf.