“We hebben er echt álles aan gedaan om het te laten slagen. Toch is het niet gelukt.” Ik voel Anja’s tranen, maar zie ze nog niet. De frustratie spreekt uit ieder woord dat haar op elkaar geklemde kaken verlaat. Ze is boos, teleurgesteld en heeft het gevoel dat ze gefaald heeft. De manager neemt het van haar over. “We gaan het gewoon opnieuw proberen, die kans verdient hij gewoon. En het team ook.”
 
Het gaat over Bart. Een 25-jarige man die aan de ene kant vergelijkbaar is met een peuter. Hij vindt dingen snel spannend, kan stampvoeten en gillen als hij zijn zin niet krijgt en uiteindelijk ook zomaar ineens een mep uitdelen. Alleen… als je hem hoort praten zou je niet eens geloven dat hij pàs 25 is. Hij gebruikt woorden en zinnen waar een docent Nederlands nog iets van kan leren. Wat hij doet en laat zien en uit is zó tegenstrijdig dat niemand meer begrijpt hoe hij in elkaar zit. Hij nodigt uit tot mooie, bijna filosofische gesprekken, maar kan vervolgens niets met die informatie. Het verwart hem en maakt hem onzeker, angstig.
 
Hetzelfde geldt voor geluiden, geuren, ‘prikkels’ in het algemeen. Een overload aan informatie maakt dat hij niet meer kan inschatten wat nu wel belangrijk is en wat niet. Alles komt even ‘hard’ en ongefilterd binnen en maakt de wereld één grote, spannende belevenis. Het enige dat hij dan nog kan doen is zich letterlijk vastklampen aan de ‘grote, veilige begeleider’. Met grote stevige vuisten die niet altijd even tactisch grijpen.
 
Toen hij op de groep kwam wonen dacht men redelijk in beeld te hebben wat Bart nodig had. Een duidelijke, gestructureerde, eenduidige aanpak. Men zocht hier de groep zelfs speciaal op uit. De begeleiders werkten al jaren samen en stonden stevig en zelfverzekerd op de werkvloer. Er werden nog wat nieuwe teamleden toegevoegd, want het was al wel meteen duidelijk dat hij niet zomaar één van 9 bewoners op de groep zou worden; hij vroeg meer nabijheid en duidelijkheid om te voorkomen dat hij zo boos zou worden (en dus zou gaan grijpen en meppen).
 
Het bleek al snel niet alleen bij meppen te blijven. Bart kon ineens ontploffen en pakte dan alles wat voorhanden was om mee te gooien, het te slopen of mee te dreigen. De begeleiders die ooit zo stevig gestaan hadden begonnen te ‘wiebelen’. Ze werden gecoacht, kregen als voorbeeld en instructie videobeelden te zien van de collega’s die het begeleiden van Bart het meest in de vingers hadden (“zó moet het dus!”) en er lag een strak ‘instructieboekje’ waarin stond hoe en wanneer ze wat precies moesten zeggen.
 
Het werkte niet. Hoe harder ze in een keurslijf gedwongen werden en moesten gaan begeleiden volgens de regels van iemand anders; hoe heftiger Bart op ze ging reageren. Uiteindelijk was het zo uit de hand gelopen dat Bart tijdelijk uitgeplaatst moest worden: 6 weken crisis. Teleurstelling, frustratie en boosheid omdat het niet gelukt was bleven over. Ze hadden zó ongelooflijk hun best gedaan.
 
Anja verwoordt hoe het voor haar en haar collega’s was. Vooral de laatste weken waren heftig. Er haakten mensen af. Vanwege angst, en burnout zelfs. Ze merkte zelf dat ze van binnen onzeker en bang werd; het instructieboekje was leidend, maar maakte tegelijk dat ze steeds meer het gevoel kreeg het niet goed te doen. Ik voel direct haar onmacht en verdriet. Maar zelfs nu, tijdens ons gesprek, praat ze stoer en houdt ze zich groot.
 
Als ik meer gericht vragen ga stellen geeft ze het uiteindelijk toe. “Het paste niet bij me. En er waren een aantal collega’s die zo hard geprobeerd hebben zich steviger en zelfverzekerder neer te zetten… maar Bart prikte daar zó doorheen”. We hebben het over de prikkels die hij zo moeilijk kan onderscheiden. Hoe zit het nu eigenlijk met de prikkels die Anja en haar collega’s continu afgeven? A zeggen, B voelen, C doen? Zal dàt veilig en voorspelbaar zijn voor Bart?
 
We kijken zo vaak naar hoe geluiden, beelden, geuren, smaken en beweging/aanraking door mensen als Bart ervaren worden. Maar… hoe zit het dan met die ‘ervaar’-prikkel? Heb je zelf niet direct een unheimisch gevoel als je een ruimte binnen stapt waar bijvoorbeeld net ruzie is geweest? Iets dat je laat ervaren: “dit klopt niet?” Hoe werkt het dan als je op een groep gaat wonen waar je de hele dag dat ‘niet-pluis’-gevoel ervaart?
 
Het is een mooie constatering: doordat begeleiders iets anders deden dan ze zeiden en voelden gaven ze zulke gemixte signalen af dat Bart hen niet meer kon inschatten en begrijpen. Omgekeerd gold voor begeleiders hetzelfde: zij begrepen Bart niet goed. Miscommunicatie ten top. Alleen: wat dóé je eraan? Als begeleiders allemaal lekker authentiek zichzelf gaan lopen wezen werkt dat waarschijnlijk ook niet. De één praat te veel, de ander zegt juist niks. Of iemand maakt grapjes die te ingewikkeld zijn of neemt juist alles veel te serieus. Dat past toch ook niet bij een jongen als Bart?
 
Of dan toch maar een team van ‘kleerkasten’? Mensen die niet zo gauw onder de indruk zijn van het gedrag dat Bart kan laten zien, zich niets persoonlijk aantrekken en bijna als een robot volgens instructieboekjes kunnen werken? Zou dat dan de oplossing zijn?
 
Volgens ons is het sleutelwoord (en ik weet dat het een ‘jeukwoord’ is voor sommigen, excuus!) inderdaad ‘authenticiteit’. Als je weet wie je bent en wat je het liefst doet dan hoef je geen instructieboekjes te lezen maar dan weet je ook hoe je de dingen wil doen. Dan kom je ook nooit terecht op een plek die niet bij jou past. Steeds weer kun je het dan checken: wat ervaar ik? Dát delen en vervolgens doen wat daarbij hoort: dat is in onze optiek de sleutel tot werkelijk alles.
 
Je gaat dan namelijk ook delen wanneer iets buiten jouw macht ligt, of niet bij jou past. Je gaat als vanzelf werken met de mensen die jij van nature aanvoelt en waar je, helemaal als jezelf, op kan en mag reageren. Je bent dan meestal waar je je het meest ‘thuis voelt’.
 
Het ‘kneden’ van en schuiven met mensen werkt dan dus niet. Ik begrijp ook dat het daarmee niet makkelijker wordt een passende plek voor Bart te vinden; maar wanneer je mensen vindt die als het ware geboren zijn om met Bart-en te werken dan is er geen crisisplaatsing, verhuizing, angst of burnout meer nodig. Dan klopt wat men deelt (óók qua ‘prikkels’) met wat men doet en ervaart en hoeft Bart niet meer te zoeken naar duidelijkheid en grenzen.
 
Voorwaarde is dan dus wel dat begeleiders van binnen uit weten wie ze zijn en wat ze het liefst doen. Dan kunnen de protocollen, noodmaatregelen en waarschijnlijk ook een groot deel van de medicatie mooi in de kast blijven. Wij helpen begeleiders graag om zelf ‘uit die kast te komen’; uit te komen voor wie zij zijn en wat hun reden van bestaan is. Ben jij begeleider en ben jij dit zelf kwijt geraakt door alle instructieboekjes? We laten jou heel graag je zelf en die bestaansreden weer (h)ervaren. 🙂
 
 
(De namen in dit stuk zijn verzonnen)
 
 
<3
Naath